Ploeg-e wil de komende jaren met literatuur Eindhoven wat mooier maken. Dit collectief bestaat uit 5 makers, waaronder twee Stadsschrijvers en één Stadsdichter. Eens per maand krijgen zij ‘het woord’ in Groot Eindhoven. Stadsschrijver Corinne Heyrman trapt af.

‘Koffie of thee?’, vraagt ze met een Surinaams accent. Haar woonruimte is van afmeting en vorm net zoals dat van de andere bewoners en toch eigenzinnig ingericht. De eigenheid zit vooral in de foto’s aan de muren en op de kasten: tientallen kinderen en kleinkinderen zijn erop te zien. ‘U heeft een grote kroost’, merk ik op, terwijl ik de thee van haar overneem. ‘Al 28 kleinkinderen’, zegt ze trots. ‘Ik heb ook al achterkleinkinderen.’

Voor Café De Voortuin, een reizende talkshow die verschillende wijken aandoet, bezoek ik Vitalis Berckelhof, op zoek naar verhalen over de wijk Tongelre. Stiekem is dat wat ik het liefst doe: in woonkamers van mensen terechtkomen, een gesprekje aanknopen. Kort stap ik hun leven binnen, in een woning heeft elk object een verhaal.

De vrouw tegenover me ziet dat ik verbaasd ben over het grote aantal kleinkinderen en knijpt haar ogen samenzweerderig dicht: ‘Ik ben dan ook al honderd jaar’.

Van de ene verbazing val ik in de andere. Honderd jaar had ik deze vrouw nooit gegeven. Ze vertelt over het feest dat haar familie organiseerde, inclusief Surinaams bandje, en hoe zenuwachtig ze was geweest.

‘Omwille van het getal honderd?’, vraag ik. ‘Ja’, de vrouw beweegt haar hoofd meewarig, ‘en of ik het wel zou halen.’

Ik moet denken aan oudjaar toen de kalender van 1999 naar 2000 ging, ik was slechts zes jaar oud, maar voelde de spanning van de mensen om me heen: Zou er iets veranderen nu de teller zo’n grote sprong maakte?

‘Vertel,’ vraag ik en, ben me er bewust van dat ze die vraag al vaker moet hebben gekregen, ‘wat heeft uw honderdjarige leven u geleerd?’

‘Eigenlijk vooral dat je een ander moet helpen als je dat kan. En dat je goed voor je kinderen moet zijn. Dat heb ik eigenlijk mijn hele leven gedaan: zorgen.’ Ze gaat in haar makkelijke stoel zitten, trekt een pijnlijke grimas.

‘Dan zult u er wel heel goed in zijn geworden.’ Ik leg mijn hand op mijn buik. Sinds een tijdje draag ik daarin een geheim, een klein en snel groeiend leven. ‘Ja,’ zegt ze trots, ‘daar heb ik mijn best voor gedaan.’

Ik vertel haar over mijn aanstaande moederschap – er zeker van dat ze het niet zal doorvertellen – en vraag welke levenslessen ze over opvoeding heeft geleerd. Als ik dan eens tegenover iemand met zo veel levenservaring zit, maak ik er gebruik van ook.

‘Er zijn’, zegt ze. ‘Heel eenvoudig.’ Ze wijst naar de foto’s in de hoek. ‘Die vier zonen zijn al overleden, en die dochter daar, is nu 72 jaar oud en woont hier ook.’

Het begint me te duizelen. In mijn buik zit een foetus ter grootte van een spruit, haar kroost is bejaard of zelfs al overleden. Het zal bijzonder zijn om op het feest van je honderdjarig bestaan rond te lopen – of beter: te schuifelen – maar je kroost overleven moet zwaar zijn.

‘Ondertussen ben ik al honderd en een half’, fluistert ze, een sprankeling in haar ogen.

‘Weet u al hoe u 101 jaar gaat vieren?’

‘Oh nee,’ zegt ze en ik bemerk de zenuwachtigheid nu al in haar gezicht.

www.ploeg-e.nl