EINDHOVEN - “Zij krijgen volgende week ieder één of twee baby’tjes, dán wordt het feest”, vertelt Kees van Grevenbroek aan een tiental kinderen. Ze steken hun hand door het gaas, hopend dat één van de Drentse heideschapen een hapje brood nemen. (Door Willem Brouwer)

Van Grevenbroek (56), vrijwillig natuurbeheerder van ’t Wasven, kijkt tevreden toe. Hoewel de wereld zo goed als op slot zit, behoort een bezoek aan het groendomein nog wél tot de mogelijkheden. Maar corona of niet: de geboren en getogen Eindhovenaar, die in het dagelijks leven conciërge en terreinbeheerder is bij het Lorentz Casimir Lyceum, is naar eigen zeggen zeker zeven uur per week te vinden aan de Celebeslaan. Die vijf ooien (vrouwtjes) moeten immers verzorgd worden. Als Van Grevenbroek zich een weg naar een schuurtje baant, weten de viervoeters direct hoe laat het is. Gras grazen en smullen uit de hooiruif is even van ondergeschikt belang: ze krijgen eten. Dus gaan de dieren achter hun verzorger aan, wetende dat hij de voerbak gaat vullen. Terwijl de schapen hun snuit vol overgave in de etensbak steken, spreekt hij ze toe: “Ja dames, het zijn net snoepjes, hè.”

Wonder

Het mag een klein wonder heten dat ze nog bestaan. De schapen in kwestie, het oudste ras in West-Europa, leken uit te sterven, maar daar stak de Nederlandse Fokkersvereniging ‘het Drents Heideschaap’ een stokje voor. De vereniging bestaat sinds 1985 en heeft als hoofddoel het bevorderen van de instandhouding en de fokkerij van het oude type Drents Heideschaap en de Schoonebeeker. De schapen werden met name gehouden voor hun mest, maar met de intrede van grootschalig gebruik van kunstmest in de vorige eeuw, was dat niet meer nodig. Voor de vacht en het vlees hoefden de boeren het volgens Van Grevenbroek ook niet te doen: “Er komt weinig vlees van af en de vacht levert niet veel geld op. In dat opzicht raakten de boeren op ze uitgekeken.”

‘Échte schapen hebben horens, vind ik’

Échte schapen

Dat de fokkersvereniging daar een stokje voor stak, is volgens Van Grevenbroek goed nieuws. “Het zijn prachtige schapen, mét horens. Échte schapen hebben horens, vind ik. Doorgefokte rassen, zoals de Texelaar en de Swifter, hebben die niet meer. Die schapen kun je ook niet zomaar loslaten, want als die rassen bijvoorbeeld groene eikels eten, worden ze ziek.” Daar is bij de Drentse heideschapen geen sprake van. Bovendien kunnen ze nog steeds ‘functioneel’ ingezet worden. “Het zijn net maaimachientjes”, zegt Van Grevenbroek daarover. “Bij ‘t Lorentz, hier verderop, ligt een groot sportveld. In verband met de langdurig gesloten scholen werd daar lange tijd amper op gesport”, legt hij uit. Dus wat doet Van Grevenbroek dan? Hij neemt ‘de meiden’ mee en laat ze over het sportveld grazen. En kan de grasmaaier in de schuur blijven staan.

Deze week is rust geboden, want de ooien gaan volgens Van Grevenbroek bevallen. ,,Maximaal twee per ooi. We gaan het zien”, besluit hij.