Of ik ook een rascarnavaller ben, vraagt de persoon tegenover me. Het is een donderdagavond eind januari, bij mij thuis aan de keukentafel, want in het openbaar afspreken durfden we niet. Uit automatisme wil ik volmondig ‘ja’ zeggen, maar als ik afgelopen carnavalsjaren in mijn hoofd afspeel, twijfel ik.
Normaliter ging ik drie-vier-vijf dagen, in het jaar dat mijn lief adjudant was zelfs een veelvoud daarvan. Maar toen werd ik zwanger en schreef ik door mijn uitgerekende datum het carnavalsjaar al af, niet wetende dat onze zoon vijf weken te vroeg zou komen. Ik ging alsnog, maar het hoste en zong uit volle borsten toch minder lekker mee dan anders. Weer een jaar later verspeel ik op vrijdag ál mijn kruit. Het jaar erna wordt gecanceld door corona en afgelopen jaar, toen de wereld toch nog vrij plots openging, was ik hoogzwanger. Ik ging als kauwgomballenautomaat, waarbij ik m’n bolle buik met gekleurde bolletjes beplakte, maar bleef bang voor corona overal buiten staan. Een bietje halve bak dus, die carnaval de afgelopen jaren.
Ook dit jaar was de zin er nog niet zo. Nu slaap nog schaars is, is de puf om te feesten beperkt. Althans, dat dacht ik. Tot de persoon tegenover me zit, biertje voor de neus, twinkeling in de ogen, en vraagt of ik een carnavaller ben. Ik kijk de Neie aan en grijns. Met een man die betrokken is bij de Federatie Eindhovense Carnaval was het lijntje kort; ik interviewde de Neie en het gevolg voor de nieuwsbrief Lampegats carnaval. Het werd een geanimeerd gesprek vol anekdotes, sterke verhalen en de waarde van carnaval. ‘Carnaval vier je met z’n allen’, aldus de Neie. Als daarna het gevolg aanhaakt en het enthousiasme en de levenslust van de club afspat weet ik, vóel ik ineens weer: dit is carnaval. Met z’n allen het leven bij de lurven grijpen en ervoor gaan. Ga jij er ook voor dit jaar? Ik begin zaterdag bij het Federatiebal!
dit-dus.nl
Column
