We zitten aan een tafel voor vier in het restaurant. De oudste naast me, mijn lief tegenover hem, onze jongste kijk ik in de ogen. De aanloop naar deze camping op Corsica toe was niet eenvoudig. Twee weken geleden, terwijl de regen uit de hemel striemde alsof het herfst was, we om de dag naar de dierenarts reden om de open wond van Huub te laten verzorgen en onze jongste wéér een dubbele oorontsteking te pakken had, zuchtte ik verslagen tegen mijn lief ‘is dit nu onze zomervakantie’?

Normaliter probeer ik iedere vorm van slachtofferschap te vermijden, geleerd van mijn vriendinnetje met kanker die steeds als iemand zei ‘waarom jij, nog zo jong?’ simpelweg antwoordde met ‘waarom ik niet en iemand anders wel’? Maar na vier weken zorgen en zorgen maken in dat wat de zomervakantie had moeten zijn, was mijn moraal te ver gedaald.

Tussen ons in op tafel liggen felblauwe, papieren placemats die de ogen van de jongste nog helderder blauw doen lijken dan ze normaal al zijn. Als ik goed kijk zie ik zelfs de Middellandse Zee links van me erin weerspiegelt. Het blauw betovert me en terwijl ik niet kan stoppen met kijken naar hem besef ik plots: hij is oké. Wij zijn oké. Ik kijk naar mijn drie mannen en voel iets van me afvallen. Alsof de zwoele zeewind het van mijn schouders blaast. De zorgen. De angst. De pijn. Niet alleen van afgelopen weken. Maar van alle vijftien maanden met onze jongste. Misschien zelfs van alles wat er in me huisde sinds ik moeder werd vier en een half jaar geleden. De zwaarte wordt weggespoeld door het helderblauw rondom me en een gevoel van lichtheid doet mijn lijf tintelen. De jongste knabbelt murmelend aan een stokbroodje, de oudste keuvelt over de Klokhuis-aflevering waarin ze frikandellen maken, ik proost met natte wangen met mijn lief. Hoe was jouw zomer?

dit-dus.nl

Column