Op zo’n grijze decemberdag denk ik terug aan ons weekje in de sneeuw en de hachelijke reis van een auto die hogerop wilde…Donker en koud, op de terugweg van ons dagje Salzburg onderweg naar ons kleine Oostenrijkse hotel. Voorin 2 ervaren chauffeurs, 1 aan het stuur, de ander met navigatie op de telefoon in de hand.

Dus de dames voelen zich veilig en vallen in slaap op de achterbank. Tot dat we tegelijkertijd wakker schrikken. Als twee tekenfilmfiguurtjes: ogen open van schrik. We voelen de auto onder ons schuiven, de banden lijken geen grip te hebben, het zicht minimaal. Aardedonker, alleen de koplampen boren zich door de pikzwarte avond. Wanneer we met bange stemmen informeren naar de oorzaak, komen de heren experts niet verder dan dat de navigatie-mevrouw hen zó de weg wees. De auto zwalkt ondertussen over een spiegelglad weggetje bovenop de top van een berg!

De navigatie-dame blijft maar aangeven dat we toch écht linksaf moeten slaan. Met telefoonlampjes schijnen we de aangegeven richting in: een peilloos diep ravijn ontvouwt zich... Google-maps wordt geconsulteerd, helaas geen ontvangst op de bergtop. Het is een te grote uitdaging om de spiegelgladde weg naar beneden te nemen. Dan valt mijn oog op die ouwe rode wegwijzer “Het beste boek van de weg”. Een dikke pil vol papieren land- en gebiedskaarten, die ons vóór het computertijdperk altijd en overal de weg wees. Trillende schrikvingers zoeken hierin de goede weg. En krijgen deze ook nog gevonden! De chauffeur moet wél even keren, midden op de berg. Met zweet op het voorhoofd en klotsende oksels krijgt de chauffeur, met advies en tips van zijn bijrijder de onmogelijke klus voor elkaar!

De dame van de navigatie zwijgt in alle talen, de dames op de achterbank joelen daarentegen als 2 gillende keukenmeiden hun vrijheid tegemoet. Met op schoot een dik, rood boek...

lisette.folkers@hotmail.com

Column